Je hebt reddingsvesten en zwemvesten. Wanneer gebruik je welke? En welke vormen hebben ze? Dat gaan we hieronder toelichten.

Zwemvest of reddingsvest?

Zwemvesten hebben een drijfvermogen van 50 Newton en worden aangeduid met 50N. Dat is nuttig voor bijvoorbeeld kinderen aan boord. Zwemvesten zijn echter geen officiële reddingsmiddelen. En in sommige gevallen moet je reddingsvesten aan boord hebben. Die moeten dan een drijfvermogen hebben van 100 Newton of meer. Ze zijn er ook in versies van 150 N en 275 N. Die laatste worden met name op zee gebruikt.

Op een snelle motorboot

Als je op een snelle motorboot vaart (een boot die sneller kan dan 20 km/u), dan is het verplicht om voor elke opvarende een reddingsvest aan boord te hebben. Dus geen zwemvesten van 50N, maar minimaal 100N. Als je op een snelle motorboot buiten staat te sturen, moet je als bestuurder ook verplicht een reddingsvest om hebben. Zit je buiten of sta je binnen, dan is het niet verplicht, maar wel erg aan te raden. Behalve het reddingsvest moet je als bestuurder van een snelle motorboot natuurlijk ook verbonden zijn aan het dodemanskoord.

De vormen van een reddingsvest

Reddingsvesten heb je in twee vormen: met een vast drijflichaam of in een opblaasbare versie. Het voordeel van de eerste is dat die niet mechanisch is en het dus altijd doet. Het nadeel is dat ze daardoor ook wat groter in omvang zijn en minder prettig zitten dan de opblaasbare versie. Die laatste heeft een mechanisme met een zoutcilinder, die oplost als je in het water valt. Daardoor wordt een soort zwemband in het reddingsvest automatisch opgeblazen en heb je binnen no-time een volwaardige zwemband om je lichaam. Deze reddingsvesten draaien je bovendien op je rug, zodat je kunt blijven ademhalen. In golven is dat zeer handig. Soms kun je natuurlijk ook bewusteloos overboord gaan of in shock raken door het temperatuurverschil tussen lucht en water. Dan is het handig dat je op je rug komt te liggen.

Meer weten? Check deze video over zwem- en reddingsvesten